In de schilderijencyclus ‘Vallen & Opstaan’ van Henk Metselaar is ‘de weerelt een speeltoneel’, een komedie tot lering en vermaak. Het toneelgordijn is opengeschoven en wij – de toeschouwers – zitten in de zaal en kijken naar het schouwspel.

In deze verhalende schilderijen stuntelt en struikelt de mensheid met vallen en opstaan door de schepping. Licht dramatisch, aandoenlijk, dwaas, grotesk en ongewild humoristisch.

De complexe voorstellingen – rijkelijk gevuld met motieven – zijn 21e eeuwse pendanten van historiestukken, Bijbelse vertellingen en scènes uit de klassieke mythologie zoals die werden geschilderd tijdens de Renaissance en de Barok.

‘Vallen & Opstaan’ is een cyclus geworden van 24 schilderijen en het 24e en laatste schilderij – over de Apocalyps – was in december 2020 klaar. Ten opzichte van de eerste nog tamelijk open en overzichtelijke schilderijen, is er in de latere werken een opvallende ontwikkeling gaande: het gestuntel van de mensheid is gebleven, maar er is in toenemende mate steeds meer onrust, onoverzichtelijkheid en verwarring in de schilderijen ontstaan – vergelijkbaar met de toenemende chaos in de echte wereld. We zien in het bombardement van visuele prikkels het onhandige geknoei van de mens die zijn weg moet zoeken in een werkelijkheid die veel te complex voor hem is.

De onderwerpen in ‘Vallen & Opstaan’ komen voort uit de kunst, de mythologie en het dagelijks leven. Deze bronnen zijn ‘eeuwige schoonheden’ als de al levenslange aantrekkingskracht van de Nachtwacht en de Melkmeid, de vertelkunsten van b.v. Jan Steen en Cornelis Czn van Haarlem en het grote mysterie van Annunciatie-schilderijen. Bovendien zijn er schilderijen gemaakt dankzij de onvergetelijke verhalen van bijvoorbeeld Kafka, Poe, Erasmus, Homerus’ Ilias en Schillers’ Wilhelm Tell. In zijn schermutselingen met het dagelijks leven heeft de schilder – sinds zijn 12 Provinciën – een grote voorliefde voor motieven en attributen uit onze overdadige consumptiemaatschappij.

De cyclus is begonnen met ‘En er was Licht’ over het Bijbelse scheppingsverhaal en het is geëindigd met een schilderij – dubbel zo groot als de 23 voorgangers – over de Apocalyps, ‘Argh’ genaamd. De cyclus loopt dus van Genesis naar Apocalyps, van wording naar verval, van leven naar dood, van goed naar kwaad.

Het hierboven beschreven verloop – van hilarisch gestuntel naar wanorde – in de 24 schilderijen komt niet voort uit een bepaalde volgorde of chronologie van de onderwerpen, maar wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van de 4e wand. Door een transparante 4e wand kijkt de toeschouwer vanuit de zaal naar het toneel: dit heet in toneelkringen de 4e wand. Door het plaatsen van motieven en attributen tegen de 4e wand wordt het zicht op het ‘toneelstuk’ min of meer belemmerd en ontregeld, handelingen worden half verhuld. De vondst van de 4e wand gebeurde dankzij het woord hoera in het eerste schilderij ‘En er was Licht’.

Via de 4e wand heeft de schilder zichzelf dwingend opgelegd, dat de 4e wand in de cyclus stap voor stap een steeds prominentere rol krijgt. Het aantal motieven tegen de transparante 4e wand neemt in elk volgend schilderij systematisch toe, met als gevolg dat de 4e wand de rol van de voorstelling steeds meer overneemt en zelfs zodanig dat de voorstelling uiteindelijk vrijwel geheel door de 4e wand is dichtgeslibd en afgesloten. Het is de onstuitbare ontwikkeling van open naar dicht, van wording naar ondergang.